Conflict en samenwerking (Goedele de Keersmeker en Dries Lesage)

550x777v1
Samenvatting

Waarom slagen grootmachten er soms in om samen te werken terwijl ze op andere momenten in bloedige conflicten verwikkeld raken, zoals de oorlog die Rusland ontketende in Oekraïne? Welke rol spelen organisaties als de VN-Veiligheidsraad en de NAVO? Welke lessen kunnen we uit de geschiedenis trekken om de actualiteit te beoordelen, ondanks de belangrijke verschillen met het verleden? Conflict en samenwerking buigt zich over deze en andere vragen, die historici en politieke wetenschappers al decennia lang boeien.

Het boek beschrijft de internationale betrekkingen vanaf het einde van de napoleontische oorlogen tot aan de meest recente evoluties zoals de opkomst van China en de oorlog in Oekraïne. Het accent ligt op de politiek van de grote mogendheden vanwege hun bepalende rol op het internationale spelbord.

De auteurs zoeken een antwoord op de vraag waarom er in bepaalde periodes vrede en stabiliteit was, en beschrijven de opkomst en ondergang van grootmachten.

Recensie

Het boek telt 500 pagina’s. Dit is nog exclusief 56 bladzijden aan referenties, index en eindnoten. De Belgische professoren Goedele de Keersmaeker en Dries Lesage zijn verbonden aan het Gents Instituut voor Internationale en Europese Studies van de Universiteit Gent. Zij doceren onder meer ‘Geschiedenis van de Internationale Politiek’ en ‘Theorie van de Internationale Betrekkingen’.

Van 1815 tot de oorlog in Oekraïne beschrijven de auteurs de ontwikkelingen in de geschiedenis van de internationale politiek. De schrijfstijl is beknopt. Wil je echt meer weten over de eerste wereldoorlog, dan is dit boek daarvoor niet bedoeld. Dat geven de auteurs ook aan in het boek. Daarentegen beschrijven zij de onderliggende tendenzen in de politiek die hebben geleid tot een conflict of een oorlog.

Door inzicht te geven in de ideologische tegenstellingen (communisme versus kapitalisme, imperialisme versus nationalisme, democratie versus autocratie, etc.) of de maatschappelijke ontwikkelingen (zoals individualisme, een hogere levensstandaard, de globalisering, e.d.) brengen de auteurs een rode lijn aan in de geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen.

Ik kan niet anders concluderen dat dat de geschiedenis de neiging heeft zich te herhalen. Dat maakt het vak geschiedenis zo boeiend omdat het zoveel inzicht kan bieden in de geopolitieke situatie en hoe een antwoord te vinden in het omgaan hiermee. Een diepgaand historisch begrip in de oorzaken en gevolgen van tegenstellingen en conflicten is dus onontbeerlijk.

Het boek geeft inzicht in de complexiteit van de multipolaire wereldorde die in de plaats gekomen is van de unipolaire wereld die na het einde van de koude oorlog even heeft bestaan (Pax Americana). China daagt de wereldorde met zijn multilaterale instellingen uit door buiten deze wereldorde om allianties aan te gaan met landen. Denk hierbij aan het Belt and Road Initiative, de verdragen met de BRICS-landen of de investeringen die China in Afrika doet om grondstoffen zeker te stellen tegen verkrijging van onderpand. Het doet denken aan de manier waarop China in de negentiende eeuw gedwongen werd om handelsposten zoals Hong Kong of Macau aan de toenmalige westerse machten in bruikleen gaf. De geschiedenis herhaalt zich maar in een omgekeerde rolverhouding..?

Interessante punten
  • Alliantiesysteem (het Concert) na afloop van de napoleontische oorlogen vanwege de noodzaak om Frankrijk in de tang te houden en nieuwe oorlog te voorkomen.
  • Groot-Brittannië was een van de weinige landen zonder revolutie doch met een liberale inrichting van de besturing van het land.
  • Terug naar het oude, restauratie van de oorspronkelijke machtssystemen. Enige vormen van liberalisme werden omarmd maar de monarchen bleven in het bezit van de macht.
  • De Monroe doctrine: steun van de Verenigde Staten aan de nieuwe Latijns-Amerikaanse staten en tevens een waarschuwing aan de Europese grootmachten dat elke nieuwe kolonisatie of interventie als een onvriendelijke daad zou worden beschouwd.
  • De oosterse kwestie: de geleidelijke erosie van het Turks-Ottomaanse Rijk. Begin 19e eeuw omvatte het Rijk een gebied van het huidige Turkije en het grootste deel van de Arabische wereld tot de grens met Perzië. Ten noorden van de Middellandse Zee omvatte het belangrijke gebieden die we nu aanduiden als de Balkan. Ruwweg van het huidige Bosnië-Herzegovina en Servië tot Griekenland, Bulgarije, een groot deel van Roemenië en gebieden ten zuiden van de Kaukasus tussen de Zwarte en Kaspische Zee. Het Rijk had zware klappen geleden in oorlogen met Oostenrijk en Rusland. De voor de financiering van het leger benodigde centralisatie was niet gerealiseerd. In 1815 zijn geen afspraken over dit gebied gemaakt hoewel de nationalistische tendenzen op de loer lagen zoals bijvoorbeeld de opstanden in Servië en Griekenland, later gevolgd door de eerste en tweede Ottomaans-Egyptische oorlogen. Voor de Europese grootmachten stond de beheersing van de zeestraat tussen de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en de route naar het Indië centraal bij het bepalen van een coalitie met of tegen de Ottomanen.
  • De Italiaanse en Duitse eenmaking ging niet zonder slag of stoot.
  • De Driekeizersbond in 1873 tussen de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, Rusland en het (verenigde) Duitsland teneinde een vuist te maken tegen Frankrijk en de kans op een oorlog tussen Rusland en de Dubbelmonarchie te vermijden. De drie autoritaire regimes verenigden zich tegen de dreiging van liberalisme, socalisme en anarchisme.
  • Gevolgd door de Drievoudige Alliantie tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië waarin ze elkaar militaire bijstand beloofden in het geval van een Franse inval of door een mogelijke combinatie van Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië Architect van de Alliantie was bondskanselier Bismarck.
  • Frankrijk in Mexico: Na zijn onafhankelijkheid in 1821 bleef Mexico politiek instabiel en geopolitiek kwetsbaar. In 1836 scheidde Texas zich van Mexico en in 1845 door de VS geannexeerd waarop de Mexicaans-Amerikaanse oorlog volgde. Door deze nederlaag verloor Mexico ongeveer de helft van zijn grondgebied, het hele zuidwesten van de huidige VS. In 1860 kont president Benito Juarez de schuldenlast van zijn land niet meer betalen. De schuldeisers Groot-Brittannië, Frankrijk en Spanje vielen in 1861 Mexico aan om bezittingen in beslag te nemen. Napoleon III ging op eigen houtje verder. Hij profiteerde van het feit dat de VS zelf machteloos waren door hun eigen burgeroorlog (1861-1865). Na een militaire expeditie zette Frankrijk Juarez af en installeerde in 1864 de Oostenrijkse prins Maximiliaan als keizer van Mexico. Voor de Mexicaanse conservatieven was dit de geknipte man; Frankrijk kon hiermee de plooien met Oostenrijk gladstrijken. Het Mexicaanse keizerrijk werd in werkelijkheid gerund door Franse functionarissen. De Franse interventie vormde de grootste uitdaging van de Monroe-doctrine. Na afloop van de Amerikaanse burgeroorlog bedreigden de Amerikanen de Fransen met oorlog en bewapenden het liberale Mexicaanse verzet. De Fransen dropen af en Maximiliaan werd vervolgens geëxecuteerd…
  • In 1888 volgde de 29-jarige Wilhelm II zijn grootvader op als Duitse keizer. Al snel botste het met de 73-jarige Bismarck die begin 1890 de laan werd uitgestuurd. Wilhelm II wilde een nieuwe koers varen. Net als in andere landen vierde in Duitsland het nationalisme hoogtij. Het had er niet alleen een anti-Franse maar ook een anti-Russische inslag. Duitsland was toe aan een inhaalslag qua prestige en koloniale expansie. Twee uitgangspunten van Bismarck, geen koloniale avonturen en een goede relatie met Rusland, werden dus ter discussie gesteld. Duitsland was erop uit om haar wereldwijde machtspositie te versterken.
  • Het Frans-Russische Militair Akkoord van 1892 voorzag in een militaire conventie tussen Frankrijk en Rusland die gericht was tegen de Triple Alliantie (Duitsland, Oostenrijk, Italië). Als één lid van de Triple Alliantie mobiliseerde, moesten Frankrijk en Rusland dat ook doen, een bepaling die in 1914 zijn belang zou hebben. Het verdrag was defensief. Dat betekende in de ogen van Duitsland dat het zich moest voorbereiden op een oorlog op twee fronten, wat zou uitmonden in het roemruchte Schlieffen-plan van 1905. Groot-Brittannië had in 1889 reeds de two-power standard aangenomen: de Britse vloot moest even sterk zijn als die van zin twee grootste concurrenten, in casu de Franse en de Russische, samen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *