Waar ligt de macht vandaag in Groot-Brittannië?
Is het regeringssysteem van Groot-Brittannië nog wel geschikt voor het beoogde doel, zo vraagt Anthony King zich. King is een Canadees-Britse politicoloog verbonden aan de universiteit van Essex. King overleed in 2017. Hij gaf lezingen over het Britse bestuursmodel en gaf commentaar op de Britse regering en overheid.
Samenvatting
Ook al is het van de buitenkant niet te zien, het Britse systeem is de afgelopen decennia radicaal getransformeerd. Zoals Anthony King laat zien, vormt deze transformatie de kern van de hedendaagse Britse politiek. Terwijl ze zich voorstellen – of doen alsof – dat het Britse politieke systeem en de Britse plaats in de wereld niet veel veranderd zijn, beloven de politieke leiders consequent meer dan ze kunnen waarmaken. De politieke en economische macht is nu wijd verspreid, zowel binnen als buiten Groot-Brittannië, maar politici uit Westminster spreken nog steeds de taal van Attlee en Churchill. Hoe is het Britse systeem precies veranderd? Waar ligt de macht nu? In Who Governs Britain? geeft King de eerste evaluatie in vele jaren van de Britse regeringsregelingen als geheel, en biedt daarmee de broodnodige context voor de komende verkiezingen.
Kiesdistricten
Het Lagerhuis bestaat uit 650 leden die volgens een enkelvoudig districtenstelsel worden gekozen (een meerderheidsstelsel, waarbij een relatieve meerderheid in een district voldoende is om gekozen te worden). Het Lagerhuis komt bijeen in het Palace of Westminster. Het parlement van het Verenigd Koninkrijk heeft momenteel 650 parlementaire kiesdistricten (constituencies) verspreid over de deelnemende landen (Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland), die elk één parlementslid (MP) in het Lagerhuis kiezen volgens de pluraliteit (first past the post*) stemsysteem, gewoonlijk om de vijf jaar. Bij de algemene verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk op 12 december 2019 vond de laatste stemming plaats in alle 650 van deze kiesdistricten (bron: wikipedia).
Het districtenstelsel zou doen vermoeden dat er een nauwe band bestaat tussen de in het district verkozen parlementsleden en hun kiezers. Toch leidt het stelsel er niet toe dat de parlementsminister goed geïnformeerd zijn over wat de achterban wil. De ministers die in het kabinet zitting hebben, zijn veelal afkomstig uit het parlement zelf. Zij beschikken in de regel niet over de ervaring die nodig is om een ministerie vakkundig te leiden. Dit is een gevolg van de praktijk om ministers aan te stellen uit de leden van het parlement die zoals gezegd gekozen zijn in hun kiesdistrict op basis van hun partijpolitieke standpunten en visie, niet vanwege hun specifieke vakinhoudelijke bekwaamheden. Dit is in tegenstelling tot de gangbare praktijk in Nederland waarin ministers worden aangesteld omdat zij de relevante kennis en ervaring hebben (bijvoorbeeld: minister Kuipers van Volksgezondheid).
De opkomst van een professionele politieke klasse in Groot-Brittannië heeft de ervaring van potentiële (vak)ministers verkleind en de neiging verergerd om leiders te vinden onder identieke personen, vaak mannen van middelbare leeftijd uit dezelfde sociale elite. Maar het grootste probleem is dat het systeem besluitvaardigheid aanmoedigt, en als onze leiders beslissend destructief zijn, is er een probleem, zo betoogt King.
Zwakke positie van de PM
Ik vond het boek in het Bookstor cafe in Den Haag. Hoewel ik de politiek in Groot-Brittannië niet dagelijks op de voet volg, vond ik het boek interessant genoeg om te lezen. De PM (minister-president) heeft relatief weinig macht in vergelijking met zijn collega-ministers die beschikken over een groot ambtenaren apparaat. Op ‘Downing 10’ verblijft het kabinet van de premier. Dit kabinet is echter zo klein en onderbezet in vergelijking met het Witte Huis of het Ministerie van Algemene Zaken in Nederland dat het kabinet van de PM niet in staat is om effectief te besturen.
(*) De First Past The Post verkiezing komt neer op een Winner Takes It All methode. Deze verkiezingsmethode levert vaak disproportionele resultaten op, vooral bij het kiezen van leden van een wetgevende macht, in de zin dat politieke partijen geen vertegenwoordiging krijgen op basis van hun aandeel in de volksstemming. Dit bevoordeelt doorgaans de grootste partij en partijen met sterke regionale steun, ten koste van kleinere partijen zonder geografisch geconcentreerde basis.